monster

Een nieuw gezin

Familie

Bij een nieuw gezin horen nieuwe familieleden. Kreeg je er een stiefzus, stiefbroer of stiefouder bij? Het is leuk dat je hen kan leren kennen. Maar, misschien vind je je nieuwe familie niet zo leuk?

Terug

Reacties ―

"Praat erover met mensen die je kent"

Voel je je niet thuis bij je nieuwe familie? Dan voel je je misschien eenzaam en verward. Het kan goed doen om erover te praten met een goede vriend of vriendin. Misschien heb je een broer of een zus. Probeer er met hem of haar over te praten.


"Zeggen wat je denkt"

Stel dat je niet gelijk behandeld wordt. Je krijgt bijvoorbeeld minder zakgeld dan je stiefzus of stiefbroer. Eerlijk is eerlijk! Zeg dat meteen aan de juiste persoon. Dat is vaak je moeder of je vader. Leg uit wat je dwarszit. Dat helpt om het probleem samen duidelijk te maken. Probeer eens met een Ik-boodschap.

Jan

"Neem de tijd"

Ik woon bij mijn zus, mijn moeder, haar nieuwe vriend en zijn zoon. We maakten vooraf afspraken. Wie van ons mag wanneer naar tv kijken? Hoelang mogen we op de computer? De afspraken veranderden vaak. Het was een beetje zoeken tot we allemaal tevreden waren.


"Wacht even met je oordeel"

Misschien denk je dat je nieuwe stiefmoeder of stiefbroer iemand is met wie je nooit overeen zal komen. Ik snap dat, hoor. Het is belangrijk om elkaar eerst wat beter te leren kennen. Geef het een kans! Misschien ontdek je wel dingen die jullie allebei leuk vinden.


"Je ouders zien je graag"

Soms lijkt het alsof je ouders alleen nog aandacht hebben voor hun nieuwe vriend of vriendin. Of je denkt dat je anders wordt behandeld dan je stiefzussen of stiefbroers. Dat wil niet zeggen dat je moeder of je vader je niet meer graag ziet. Je ma of pa moet de aandacht verdelen. Daar moet je even aan wennen.


"Vrienden of kennissen?"

Mijn beste vriendin woont samen met haar vader, zijn nieuwe vrouw en haar dochter. Mijn vriendin en haar stiefzus zijn geen boezemvriendinnen. Maar ze kunnen wel met elkaar overweg. Ze vinden het al genoeg om vriendelijk te zijn tegen elkaar. Of om samen tv te kijken zonder ruzie.


"Zeg wat jij denkt"

Vermijd de woorden ‘nooit’ en ‘altijd’. Ben je het niet eens met iets? Zeg het. Maar verwijt anderen niets. Zeg niet: “Ik moet altijd afruimen.” Zeg wel: “Ik vind het niet fijn dat ik vandaag weer moet afruimen.” Gebruik je het woord ‘altijd’? Dan klinkt het veel harder wat je zegt. Je loopt dan gevaar om in een ‘wel waar – niet waar’-spelletje terecht te komen. Zeg met een IK-boodschap wat je niet OK vindt.


"Barst niet uit"

Soms kan je heel kwaad worden tijdens een ruzie. Je wil beginnen roepen en schelden. Stop op tijd. Roepen en schelden maakt het erger. Je maakt de ander alleen maar bozer. Tel tot tien in je hoofd. Je zal merken dat de ergste woede dan weg is.


"Je ouders blijven je ouders"

Mijn beste vriendin vindt de nieuwe vrouw van haar papa keilief. Ze vertelde me dat ze zich daardoor schuldig voelt. Ze wil haar moeder niet vervangen door haar stiefmoeder. “Je mag haar wel leuk vinden”, zei ik haar. Waarom niet, hé?